In Leiden was er eens een student. Nou ja, student. Een jongeman die ingeschreven was en wiens grootste droom het was om de langst ingeschreven student ooit van de Universiteit van Leiden te zijn. Elk jaar dook hij het vademecum in om te constateren dat er nog studenten stonden in geschreven die jaren vóór hem waren ‘aangekomen’ in Leiden. Hij had nog drie andere stippen aan de horizon: een boek en een plaat uitgeven, en een film regisseren en uitbrengen.
Van al die dromen is alleen die plaat uitgekomen; hij maakte een carnavalssingle dat één afnemer kende: zijn moeder. Het boek en de film zijn blijven steken in goede bedoelingen en geploeter. In de jaren tachtig werd besloten tot een beperking van het aantal jaren dat je ingeschreven mocht zijn en had hij dus jaren voor niets collegegeld betaald.
Het gaat hier over de zeventiger jaren. In de huidige tijd zou hij ongetwijfeld andere wensen hebben gehad, zoals bijvoorbeeld deelname aan de Olympische Spelen, een artikel in Wikipedia en ondanks dat hij geen Indo is, het oeroesteam van het IGW.
Voor Mariëtte van der Want, geboren Dommers, waren dat geen dromen maar het zijn stuk-voor-stuk zaken die aan haar ‘kleven’. Dat verdient dus uitleg.
Welnu, de jonge Mariëtte Dommers bleek een groot talent te hebben voor het schoonspringen. Het talent was zo groot dat zevenvoudig Nederlands kampioene Mariëtte Dommers maar liefst twee keer uitkwam op de Olympische Spelen, die van het dramatisch verlopen München (1972) en Mexico (1968). Omdat topsport niet altijd leuk is en het er niet altijd zachtzinnig aan toe gaat, wil Mariëtte over die tijd eigenlijk niet zoveel kwijt. Het heeft haar wel een artikel op Wikipedia opgeleverd waarin vermeld wordt dat ‘after marriage in 1973 she changed her last name to 'Van der Want'. Die Van der Want is inderdaad ‘onze’ Rik, de roeier, die Mariëtte tegenkwam in Mexico.
Waarmee de derde en waarschijnlijk grootste (…) droom uitkwam. Oeroesen in Hattem waar het echtpaar Van der Want-Dommers in 1987 neerstreek voor een baan van Rik. Ja, en als je in dat hemelse Hattem woont met een van de mooiste golfbanen van de wereld, dan moet je als oud-topsporter natuurlijk kijken of dat spelletje iets voor jou is. Hetgeen zo was maar het IGW was nog best ver weg, in ieder geval een minimale handicap van 28 ver. Maar toen dat een feit was in 1998 waren ze voor ‘eeuwig’ gegrepen door de unieke sfeer van het IGW dat na dat jaar overigens niet meer vier maar drie dagen telde. ‘De donderdag met boerenkool met sambal’ heeft Mariëtte dus slechts eenmaal meegemaakt.
Het waren niet de hoogtijdagen van het IGW, sterker nog in 2008, na het zestigjarige jubileum, dreigde het Indische toernooi van de golfagenda te verdwijnen. Vanwege ontgroening en vergrijzing nota bene. En toen waren daar ‘uit nood’ de jonkies Rob Boxman, Nieneke Bouvy, Rik en Mariëtte die de handschoen opnamen; ‘opheffen nooit niet’ was hun parool en het aantrekken van nieuwe leden het voornaamste doel.
Wat hielp was dat Mariëtte in de Hattemse tijd de studie Communicatie had opgepakt en een eigen communicatiebureau, Refit geheten, had opgericht. Zij wist dus wat het is om nieuwe leden te werven. Reclame op de Hattemse en meedoen aan andere Indische toernooien zoals het Tjandi-toernooi op golfclub Rozenstein en daar het IGW ‘uitventen’. Het viertal wist er wel raad mee en al gauw liep het deelnemersaantal op tot boven de honderd deelnemers.
Waarmee de problemen nog niet verdwenen waren; het toenmalige bestuur wilde het weekend ‘terug’ en in de keuken ging ook niet alles van een leien dakje. De onvergetelijke Angelin was gestopt en het nieuwe horecapersoneel had geen idee wat en hoe van het Indisch eten. Indisch eten doe je toch met vork en …. mes, er waren niet eens lepels!
Als ik dan toch advies moet geven, is de horeca van eminent belang voor het voortbestaan van het IGW. Zoals de Hollanders altijd praten over het weer, praten Indische mensen immers het meest over eten en hoe het opgediend wordt, welke specerijen in dat gerecht moeten en dat het vooral njurup moet zijn’, laat Mariëtte na veel aandringen weten. ‘En oh ja, laat je als oeroesers zien op de Indische toernooien, want daar zitten de (nieuwe) deelnemers’. En oh ja, gezelligheid en goede organisatie zijn het belangrijkst; de deelnemers moeten zich senang voelen op de Hattemse’.
Nawoord. Het interview met Mariëtte vond plaats op 2 januari van dit jaar dat eigenlijk in 2023 had moeten plaatsvinden. In het jubileumjaar 2023 waarin het IGW 75 jaar bestond, hebben we een aantal portretjes laten verschijnen van 75-jarige deelnemers maar van Mariëtte wilden we een ‘special’ maken omdat ze zo onlosmakelijk verbonden is aan het IGW.
Het gesprek vond plaats in Leiden, inderdaad de stad van die student met zijn dromen, in de wijnkoperij Henri Bloem dat tegenover een rouwcentrum is gelegen waar Mariëtte met haar broertje Jan Wiebe moest zijn. In een wijnkoperij? Ja, want die is van Ernst ten Haaf, de gewezen buurman van Jan Wiebe. En Jan Wiebe speelde in de zeventiger jaren in dezelfde Leidse universitaire zaalvoetbalcompetitie als schrijver dezes. Bent u er nog?
Dat Mariëtte een communicatiespecialist is, werd duidelijk toen ze mij twee A-4’s overhandigde waarin alles stond wat ik wilde weten. Het was aldus geen interview maar een recherche du temps perdu, gadegeslagen door mooie wijnen, in Leiden...
Zou Kees Tielenius Kruythoff in 1948 gedacht hebben dat ‘zijn’ toernooi met gemak de eenentwintigste eeuw zou halen en dat er 75-jarigen zijn die in 2023 op de Hattemse het vijfenzeventigste Indisch Golf Weekend zouden spelen? Hoogstwaarschijnlijk niet, maar dat hij er alles aan gedaan heeft om er groot succes van te maken, is inmiddels geschiedenis. Via de legendarische Shelley Olland wist hij na de oorlog de hand te leggen op een stuk grond gelegen aan de Hattemse Golf, waar hij het huis “Breidablik” bouwde. Jarenlang was hij baancommissaris en vele nu volwassen bomen zijn door hem geplant en door hem vernoemd naar vriendinnen die hij hoog in zijn vaandel had.
In 1947 telde de Hattemse Golf een gering aantal leden. Kees spoorde zijn vrienden, veelal nog vanuit zijn Indische tijd, aan om naar Hattem te komen. En zo waren daar een aantal sobats, die in september van golfbaan naar golfbaan trokken en dit binnenlandse golfreisje besloten op de Hattemse. In 1948 ging het Indisch Golf Weekend officieel van start.
En nu in 2023 bestaat het ‘kindje’ van Kees Tielenius nog steeds en spelen baby’s die geboren zijn in 1948, enthousiast en soms al jaren mee om hun naam op de veelal antieke bekers te zien prijken.
Zo ook Annelies Smither-Bartstra die in 2004 werd door het echtpaar Renée en Cor Keijer overgehaald om deel te nemen aan het IGW. De inwoonster van Leusden was verkocht en zonder dralen schreef ze zich elk jaar weer in, tenzij lichamelijk ongemak haar daartoe verhinderde. Annelies herkende de Indische sfeer die in haar ouderlijk gezin heerste: ‘Het was een warme deken waarin ik terecht kwam en iedereen kende elkaar’.
Op de vraag wat er Indisch is aan Indisch, duidt de speelster van de Lage Vuursche en Soestduinen op ‘iedereen kan mee-eten ook al komen ze om kwart voor zes langs, de tjebokfles en de snufzoentjes van haar moeder’ en verder vooral ‘dat gevoel dat zo slecht in woorden is uit te drukken; ach, je weet wel’. En inderdaad weet ik wel zoals zo veel Indo’s weten. Toch?
Annelies heeft in die twintig jaar de sfeer wel zien veranderen, een beetje tot haar verdriet maar zij beseft terdege dat het ook niet anders kan. ‘Als het IGW wil blijven bestaan, is het noodzakelijk dat de derde generatie het stokje gaat overnemen, zeker. Maar toch, als ik zie dat een Indo rijst eet met mes en vork, ja dan…’ Hoe dan ook, Annelies blijft zich met alle genoegen en plezier inschrijven, tot het niet meer kan. En dat zal ongetwijfeld zijn als ze honderd is. In het jaar dat haar moeder, Johanna Adriana de Koster, honderd zou worden, heeft Annelies alle interviews van haar moeder met onderzoekers van het KILTV uitgeschreven en in boekvorm gegoten. Het onderwerp van het onderzoek was hoe het leven van gegoede jonge mensen in het voormalige Nederlands-Indië eruitzag.
Honderd jaar. Als Annelies honderd wordt, dan bestaat het IGW ook honderd jaar, iets wat Kees Tielenius Kruythoff in 1948 vrijwel zeker niet gedacht zou hebben.
Als er iemand uitkijkt naar het Indisch Golf Weekend dan is het de 75-jarige Glenn Mellonius wel. Zo zeer zelfs dat Glenn zich afgelopen vrijdag al op de Hattemse meldde. De teleurstelling was dan ook groot toen bleek dat de Utrechter zich vergist had. Hij was daarom maar wat gelukkig dat de afspraken die hij had gemaakt voor het derde weekend van september, met instemming van zijn begripvolle ‘dates’, verzet konden worden. En dat hij zich weer kan vergapen aan alles wat het IGW zo uitzonderlijk en echt anders maakt dan welk ander golftoernooi dan ook.
Toen Glenn Mellonius in 2019 voor het eerst op de Hattemse verscheen, was hij als door een bliksem getroffen. ‘Een groot clubhuis met een golfwinkel, dat is wat ik verwachtte. Ik vroeg me af: is dit alles?’ Dat gevoel veranderde spoorslags bij het zien van de baan en het magnifieke clubhuis. ‘Je krijgt direct het gevoel dat je onderdeel bent van de geschiedenis, van de geschiedenis van het Indische golf op een baan die het Indische/Indonesische weerspiegelt’.
En Glenn Mellonius kan daarover met recht meespreken. Immers, de 75-jarige is in 1948 in Batavia – zo staat nog steeds in zijn paspoort – geboren en heeft maar liefst tot zijn zeventiende in Indonesië gewoond. Met een vader die een Sri Lankaans paspoort had en een Indische moeder met een Nederlands paspoort die jarenlang door de mazen van het net is gekropen en nooit is gesommeerd te vertrekken, wat in 1965 toch gebeurde omdat moeder haar familie in Nederland miste. Omdat wat hij geleerd had op de SMA in Nederland niet voldoende werd bevonden, moest Glenn in klas twee van de Mulo beginnen, met dertienjarige onwetende snotneuzen; het was geen fijne tijd. Hij heeft zich erdoorheen geslagen en uiteindelijk is de speler van Amelisweerd in de scheepswerktuigkunde terechtgekomen en heeft hij onder andere als officier gevaren voor de Shell.
Een echte bètaman zo zou je kunnen bevroeden, maar als je Glenn Mellonius op LinkedIn zoekt, zie je daar ‘writing and editing’ onder zijn naam staan. ‘Ik beschouw me een alfa/bètaman. Ik kan uren spreken over allerlei taalzaken’. Wat niet zo verwonderlijk is voor een man die Indisch, Brits, Nederlands en nog ander Europees bloed door de aderen voelt stromen en die het Indonesisch en Nederlands vloeiend spreekt.
Ze mogen hem in al die talen aanspreken het komende weekend. Met het Indisch Golf Weekend sluit Glenn zijn Indische golftoer af, na het Melatitoernooi van Arthur Hooghwinkel en het Tjitjaktoernooi gespeeld te hebben. Waar hij in 2019 deelnemers hoorde spreken over het IGW wat hem ertoe bewogen heeft om de Hattemse aan te doen en er nooit meer weg te gaan. Hij zal blijven komen, omdat hij nu eenmaal ‘deel van de geschiedenis’ is die in 1948 door Kees Tielenius Kruythoff tot ieder genoegen is ingezet.
P.S. De vader van Glenn Mellonius komt van Ceylon, het huidige Sri Lanka, dat in de achttiende eeuw een kolonie van Nederland was en rond 1800 een Britse kroonkolonie en na de wereldoorlog vervolgens Sri Lanka werd. Doordat Glens vader als zogenaamde Burgher de Sri Lankaanse nationaliteit had, hoefde vader Mellonius niet Indonesië te verlaten.
In 1948, toen Kees Tielanius Kruythoff het Indisch Golf Weekend vormgaf, werden de avondactiviteiten buiten het clubhuis gehouden, tot 1973. De borrel op donderdag vond plaats in het piepkleine huisje Breidablik van Kees, op de vrijdagavond toog het gezelschap naar Hotel Dennenheuvel voor een hapje en een drankje waar een pianist ter verhoging van de stemming speelde. Moeder Blom maakte op zaterdagavond in Hotel Blommesteyn een voortreffelijke rijsttafel klaar. Het een en ander rijkelijk besproeid met alcohol. Een geweldig feest dat doet bevroeden dat er vooral veel gelachen werd en veel gepraat. Het beeld doemt op van een lawaaierige, meer dan gezellige, dolle boel waar iedereen het woord nam en iedereen luisterde of niet.
Voor Martien Schwencke is dat waarom hij zo graag in Hattem speelt. De 75-jarige Zeistenaar verwijst daarvoor naar de presentatie van een dame zoals iedere nieuwe deelnemer aan het IGW pleegt te doen. ‘Ze zei dat ze zich zo enorm thuis voelde in Hattem omdat hier iedereen door elkaar mag praten. En zo is het, Dat is wel even wat anders dan bij de meeste Hollandse golfpartijtjes. Er heerst daar een zekere hiërarchie die bepaalt wie wanneer en wat mag zeggen’. Indo’s kennen dat niet zo, althans ik niet. Onder andere daarom neemt Martien Schwencke niet meer deel aan de wedstrijd om de Wilhelmina Beker op de Haagsche. ‘Iedereen die ‘iets’ met Nederlands-Indië of Indonesië heeft mag daar meedoen. De eerste de beste bankmanager die in Jakarta heeft rondgestruind, wordt toegelaten op de Haagsche. Van een Indische sfeer is geen sprake meer’. Het spelen op de Haagsche heeft overigens wel iets positiefs opgeleverd, aangezien hij bij zijn eerste optreden in Wassenaar in de flight van Jack van der Laan was ingedeeld. De met zijn 91 jaar op dit moment oudste IGW’er sprak enthousiast over Hattem en toen Rik van der Want inschrijfformulieren uitdeelde, was Martien verkocht.
Verkocht en verknocht is de golfer met een handicap van 11,4 zo op golfen dat hij nog steeds vijf keer per week een balletje probeert te slaan op home course de Hoge Kleij, vaak met zijn vrouw en oeroeser Francien Buylinckx, maar wie het helaas niet meer lukt om elke keer 38 holes te spelen. ‘Ik word ook een beetje ouder’. In ieder geval 75 jaar ouder dan toen hij geboren werd op het eiland Siau uit een moeder uit de Achterhoek en een Indische vader die Indologie had gestudeerd in Nederland.
Een bescheiden vader ook die een mooie loopbaan heeft gekend, maar zich pas echt senang voelde als hij met andere Indischen was. ‘Dan zat hij op de grond, sprak hij petjôh en vertelde hij sprookjes van sneeuwwitje en roodkapje en over kantjil, roofdieren, de witte hadji en de kali. Daar genoot ik zo van, heerlijk!’. En alles in stijl en zeer zeker niet gespeend van creativiteit. Dat creatieve heeft hij van zijn vader geërfd. Het is dan ook niet gek dat Martien in het kunstzinnige zijn levenswijze heeft gevonden; in muziek, grafisch vormgeven, architectuur en beeldende kunst vindt de Indische Achterhoeker zijn kracht.
En natuurlijk golf. Dat volgens hem stijlvol gespeeld moet worden. Martien heeft een hekel aan lelijk geslagen ballen, vindt dat ubu’s eigenlijk niet als slag mogen tellen. Hij omarmt dan ook direct het idee om van golf gedeeltelijk een jurysport te maken. ‘Flightgenoten beoordelen elke slag van elkaar op schoonheid door bordjes op te steken die zij in hun tas meedragen. De optelsom van die beoordelingen zou aan het eind een onderdeel moeten worden van de gescoorde stablefordpunten. Als Hattem dat zou invoeren, ben ik er al helemaal niet weg te slaan’.
In het jaar dat het Indisch Golf Weekend het levenslicht zag, was Fred Engel al tien jaar; in 1938 is hij geboren in Tandjung Pandan op Biliton. Theoretisch gezien had hij de initiatiefnemer Kees Tielanius Kruythoff ontmoet kunnen hebben. ‘Nee toen niet en ook niet later toen ik getrouwd was met het nichtje van Kees; hij was toen al overleden, in 1972’. Wat Fred uit de familieverhalen wel heeft vernomen is dat Kees ‘een zeer actieve man was, altijd vol ideeën die hij ook uitwerkte’.
Toen de inwoner van het lieflijke Gorssel in 1989, na jarenlang gehockeyd te hebben, met golfen is begonnen, had hij nog geen idee welke ‘onzichtbare band’ hij met Kees Tielanius zou hebben; je hoort tegenwoordig spreken over ‘het komt wel heel dichtbij’. Want al een jaar nadat hij de sticks verruilde voor de clubs, schreef Fred zich in voor het toernooi dat Kees in 1948 had opgericht. In 1990 betrad hij voor het eerst de ‘heilige grond’ van Hattem en op een aantal jaar na dat een hersen- en hartinfarct hem aan de kant hield en wellicht nog enige keren dat het werk hem bezighield, staat Hattem met rode inkt in zijn agenda. In de beginjaren van zijn tientallen deelnames heeft de fitte tachtiger prins Bernard op het IGW voorbij zien schuifelen. ‘Niet dat ik met hem speelde, hoor. Alleen bestuursleden mochten dat, overigens gevolgd door een handvol bewakers. Ik weet dan ook niet hoe goed of slecht hij speelde’.
Of prins Bernard het IGW aandeed vanwege het specifieke karakter van ons Indische toernooi, is Fred niet bekend. Voor de speler van de Sallandsche zijn de redenen dat hij zo’n dertig jaar Hattem steeds weer weet te vinden ‘ten eerste, omdat ik een golfer ben (met een handicap van 16,5) en vooral omdat er een plezierig soort mensen rondloopt, van wie ik de meeste ken. Hattem staat voor mij als de spreekwoordelijke warme deken, met ook nog eens heerlijke Indische maaltijden’. Ook al is het IGW in de loop van tijd wel veranderd. ‘Maar niet ten nadele hoor en het is ook een logische verandering. Er zijn steeds meer Indische deelnemers; vroeger waren er veel meer ‘Nederlanders’ die gewerkt hadden in Nederlands-Indië dan wel Indonesië. Maar die populatie sterft uit en tja, in Nederland leven nu eenmaal zo’n 1,6 miljoen Indo’s’. Die net als hij ook andere Indische toernooien spelen, zoals de Wilhelmina beker en ook het Tjandi-toernooi op Rozenstein, alhoewel Fred een paar jaar geleden afscheid heeft genomen van Wassenaar.
Net als Glenn Mellonius heeft Fred Engel een gedeelte van zijn jeugd in Indië doorgebracht. Zijn vader was arts op een onderneming ten zuiden van Medan. Toen de oorlog uitbrak, heeft zijn vader moeten werken aan de aanleg van de spoorlijnen van Pakan Baru en Birma. ‘Een barbaarse tijd waarvan ik nu alles wil weten maar helaas heb ik mijn vader nooit horen praten over het concentratiekamp - het spreekwoordelijke Indische zwijgen hè - en vooral wat er vlak na de oorlog is gebeurd. Nu kan ik het hem niet meer vragen en zal ik het met andere bronnen moeten doen; dat vind ik erg, ja’. Zelf is hij ook in een kamp geïnterneerd geweest, in Aek Pamienke. Minder dan een jaar na de capitulatie van Japan vertrekt Fred uit Indië en op 1 april 1946 komt hij met zijn familie in Nederland aan. Dat is geen grap en ook niet dat de econoom precies op 1 april 1972 weer voet aan land zette in zijn geboorteland. ‘Ik werd door een joint venture van de Nederlandse Kabelfabrieken en Philips uitgezonden, niet omdat ik Indonesisch sprak hoor, ik weet niet eens of ik Maleis sprak toen ik jong was, maar omdat er een financiële man nodig was en toen men mij vroeg, heb ik geen moment getwijfeld’.
Net zoals hij niet twijfelt bij de vraag of hij ooit denkt te stoppen met het IGW. ‘Nee, echt niet, nooit’.